Ad Meeuwsen bracht een deel van zijn jeugd door op ons fort
‘Wat is het klein geworden hier.’
Een man stapt over de brug naar Fort aan de Klop. Hij groet, kijkt onderzoekend om zich heen, spreidt zijn armen en roept lachend uit: ‘Wat is het klein geworden hier.’ Peter loopt hem tegemoet en schudt hem de hand.
Wie is deze meneer en wat komt hij bij ons doen op een verder heel gewone vrijdagochtend in november? Lees het verhaal over een bijzondere ontmoeting.
Wat hier aan vooraf ging
Peter komt deze meneer tegen in de achtertuin van zijn buurvrouw en ze raken aan de praat. En zoals dat vaker gaat klinkt op een gegeven moment de vraag: ‘En wat doe jij voor de kost?’ Peter vertelt de man dat hij bedrijfsleider is bij Fort aan de Klop. Laat dat nou net de plek zijn waar Ad Meeuwsen, want zo blijkt de man te heten, een deel van zijn jeugd doorbracht. Zijn vader was in dienst van Defensie fortwachter op Fort aan de Klop in de periode van 1958/1959 tot 1962/1963.
Kopje koffie, meneer Meeuwsen?
Later op het werk vertelt Peter over zijn ontmoeting met Ad. ‘Zit daar in de tuin van mijn buren zomaar iemand die als kind op ons fort heeft gewoond. Hij is nooit meer terug geweest. Zou het niet leuk zijn hem uit te nodigen, zodat hij kan zien hoe het nu is en herinneringen kan ophalen?’ Zo komt het dus dat Ad bij ons op de koffie is.
Alles lijkt kleiner
Ad staat voor het Wachthuis, bekijkt het aandachtig en merkt op: ‘Vreemd, hier stonden hoge populieren. Nu ze weg zijn, zou je denken dat het ruimtelijker oogt, maar het lijkt juist kleiner.’ We lopen verder over het terras. Ad staat even stil en vertelt dat hij nooit echt op het terrein van Fort aan de Klop heeft gewoond. Hè? Daar schrikken we een beetje van. We vonden het nou juist zo’n mooi verhaal, bijzonder genoeg om op te tekenen.
Niet geschikt voor kinderen
Ad legt uit dat het de bedoeling was dat het Zeeuwse gezin Meeuwsen, dat voor het werk van pa van Amersfoort naar Utrecht verhuisde, in het fortwachtershuisje zou gaan wonen. Dat huisje naast de brug naar het forteiland – tegenwoordig ons kantoor – was een soort ‘huis van de zaak’ voor de baas van het fort. Het verkeerde echter in slechte staat en werd opgeknapt.
Toen het huisje klaar was, vonden vader en moeder Meeuwsen de omgeving toch niet zo geschikt om hun zoon en dochter te laten opgroeien. De prostitutiewoonboten aan het Zandpad waren er toen namelijk al. Zo kwam het dat het fortwachtershuisje het buitenverblijf van de Meeuwsens werd, en zij hun woonhuis in de Morelstraat hadden.
Varen en vissen met vriendjes
Meeuwsen woonde dan niet op het fort, van zijn zesde tot tiende levensjaar kwam hij er vrijwel dagelijks. ‘Ik verdiende een zakcentje met helpen in de moestuin van mijn ouders, die achter het fortwachtershuisje lag. Eén van de burgerambtenaren die op het fort werkte had daar ook zijn moestuin. Ik nam vaak vriendjes mee na schooltijd. Dan roeiden we met ons bootje de fortgracht rond. We gebruikten soms ongevraagd een roeiboot van iemand anders, dat werd ons niet in dank afgenomen.
Je kon hier ook fantastisch vissen. Ik was een echt buitenkind en mijn vriendjes vonden het helemaal geweldig, die kwamen anders nooit buiten de stad. Als ik alleen was, ging ik lisdodden afsnijden langs de waterkant. Ze moesten precies 1.10 meter lang zijn, want dan kon ik ze verkopen aan de bloemist aan de overkant van de Vecht. Ik geloof dat ik er wel ƒ 1,- per stuk voor kreeg.’
Overal spullen en gereedschap
We wandelen naar Loods E om Ad onze vergaderruimte en groepsaccommodatie te laten zien. Binnen staat een uitvergrote oude foto van de artillerieloodsen. Zo kent Ad ze nog, veel soberder dan nu. Peter pakt er een EHBO-kistje van het leger bij en toont Ad dat dat nu dienst doet als vergaderkist.
De balken en metalen steunen op de slaapzolder herinnert Ad zich nog: ‘Het was hier alleen niet zo netjes als nu, overal lagen spullen en gereedschappen opgeslagen’. We werpen een blik door de ramen van loods D en loods F, waar druk vergaderd wordt en gluren even binnen in gebouw G, waarvan Ad niet meer weet wat de functie destijds was.
Wapens, munitie of militaire geheimen?
Tijd voor koffie in het Wachthuis. Nieuwsgierig stapt Ad over de drempel. ‘Over het Wachthuis deden mijn vader en zijn collega’s altijd geheimzinnig. Mijn vriendjes en ik mochten absoluut niet naar binnen. Ik weet niet of het echt gevaarlijk was met wapens en munitie, of dat er militaire geheimen waren. Wie weet had het iets met de dreiging van Rusland te maken.
Het zou natuurlijk ook kunnen dat ze een spannend verhaal verzonnen om de kinderen buiten deur te houden. Feit is dat de medewerkers altijd de deuren achter zich op slot deden, zelfs als ze maar heel even weg gingen’. Toch moet Ad weleens binnen zijn geweest, want hij kent de indeling van het gebouw en weet te vertellen dat er een ruime kelder onder ligt. Huidige fortbaas Joost, die even is aangeschoven voor een praatje, bevestigt dat er een kelder is waar vleermuizen wonen. Al pratend realiseren we ons opeens dat Meeuwsen hier als kind voor het laatst was. Het fort is niet gekrompen, hij is zelf groot geworden.
Dozen vol dia’s
We hopen dat Ad foto’s heeft van het fort in zijn jeugd. Hij vertelt dat zijn zus dozen vol dia’s bewaart, die hun vader ooit maakte. Daar is helaas geen beeldmateriaal van het fort tussen gevonden. ‘Zou het kunnen dat het verboden was om foto’s te maken op militair terrein?’ vraagt Ad zich hardop af. Tja, dat zou kunnen, natuurlijk. bovendien liep in die tijd nog niet iedereen rond met een mobiele telefoon met camera. We spreken af dat we het horen (en zien), mocht de familie Meeuwsen toch nog iets vinden.
Nieuwbouw Overvecht
Begin jaren zestig werd Overvecht gebouwd. De stad kwam steeds meer naar het fort. Meeuwsen: ‘Eerst was er helemaal niets, alleen weiland. En ik herinner me de watertoren, die stond er al wel. Door de bouw van de nieuwe wijk sloegen allerlei dieren op de vlucht. In die tijd verschenen op en rond het fort opeens massa’s konijnen. En jachtopzieners. En nu schiet me te binnen dat ik nog geld heb opgehaald voor de bouw van de Vechtsebanen, ging ik met de collectebus langs de deuren’.
Legervoertuigen en kanonnen
De rondleiding brengt ons bij loods A. ‘Hier stonden de legervoertuigen. Dit was de garage van het fort. In mijn herinnering waren er ook kanonnen.’ Binnen voegt Ad daar aan toe: ‘Het ruikt hier heel anders, niet meer naar motorolie.’ We nemen nog een kijkje in Loods C, tegenwoordig in gebruik als opslag-, was- en kleedruimte.
Dat jongetje van toen…
We nemen afscheid in het fortwachtershuisje dat nu ons kantoor is. Hier rijst de vraag wat er eigenlijk is geworden van het jongetje van toen. Meeuwsen: ‘School was niet erg aan mij besteed. Ik ben mijn loopbaan begonnen als instructeur bij Defensie. Vervolgens ging ik in de IT. Later ben ik toch gaan studeren, heb mijn NIMA-diploma’s gehaald en nu ben ik actief in de marketing & communicatie. Daarnaast help ik andere ondernemers bij het oplossen van problemen.’
En dan is het echt tijd om te gaan. Maar niet nadat Ad heeft moeten beloven nog eens bij ons langs te komen, bij voorkeur in de zomer, want dan ziet het fort er weer heel anders uit.